Hack the system!

Dit artikel verscheen eerder als essay in het Dutch Designers Yearbook 2021 van de BNO.

Pakweg dertig jaar geleden hadden we als ontwerpers duidelijke idealen: we wilden mooie en goeie dingen ontwerpen. Functioneel, esthetisch en bij voorkeur ook een beetje grensverleggend. Ook toen wilden we maar al te graag het verschil maken. Als ontwerper werkte je het liefst voor een bureau en deed je bij voorkeur opdrachten voor de Dienst Esthetische Vormgeving van de PTT. Dan had je vrijheid én je ontwerpen werden gezien. De afgelopen decennia heeft er een duidelijke kentering plaatsgevonden.

Jeroen van Erp

Hack the system, foto van het artikel in het BNO jaarboek.

Om te beginnen zijn we onder invloed van de digitale revolutie meer en meer de gebruiker centraal gaan stellen. Het absolute designers-buzzwoord van de zero’s was dan ook user centered design. Een beetje beschamend natuurlijk, dat hadden we immers eerder kunnen bedenken. Inmiddels zijn we alweer een fase verder. Browsend door recente designjaarboeken en terugblikkend op onder andere Dutch Design Week, kun je niet anders dan concluderen dat we ons massaal storten op maatschappelijke problemen. Grote thema’s als klimaat, gezondheid en veiligheid zijn hip & happening. Terecht natuurlijk, er is werk aan de winkel. Dat optimisme van de verantwoordelijke ontwerper is mooi en hartverwarmend, maar leidt het ergens toe, heeft het effect? Oftewel: zijn we op de goede weg met al onze goede bedoelingen?

Context

Wat we maken en doen heeft zeker impact op de groeiende bewustwording rond huidige en toekomstige problemen. Ideeën over hoe het eventueel anders kan genereren immers ook hoop. Dit is een hoognodige eerste stap. Die ideeën dragen eraan bij dat de grote uitdagingen én sprankjes oplossingen op het gebied van klimaat, energie, gezondheid en inclusiviteit op de kaart staan, denk aan de output van de climate challenges van What Design Can Do. Maar er valt nog een hoop te winnen. Heeft de gemiddelde Nederlander bijvoorbeeld nou écht een notie van de 17 United Nations Sustainable Development Goals?

17 United Nations Sustainable Development Goals
17 United Nations Sustainable Development Goals

Kijkend naar waarmee we ons als ontwerpers bezighouden valt vooral op dat thema’s die al deze maatschappelijke problemen doorsnijden niet worden aangeraakt. Een groot probleem ligt bij onszelf. We blazen goede bedoelingen van de toren, maar als het aankomt op gedragsverandering dan geven we niet thuis. Waarom focussen we hier niet meer op? Natuurlijk is het verlammende gebrek aan visie en daadkracht bij politici ook een showstopper, maar kunnen we die handschoen niet oppakken?

Minder plastic tasjes

Het lijkt erop dat we nog steeds te veel denken in klassieke silo’s van producten, diensten en domeinen. En dat het fenomeen creativiteit nog steeds te beperkt wordt opgevat en ingezet. Ik ben stikjaloers op de onbekende ‘ontwerper’ die het verbod op gratis plastic tassen heeft bedacht: dat gaat niet over een product maar over een systeeminterventie. Sinds die tijd loopt driekwart van Nederland zonder morren met een eigen (plastic) tas naar de lokale retailer. Een sterk staaltje gedragsverandering door middel van een minimale ingreep. Waarom is er eigenlijk nog geen master design for behavioural change of master design for politics?

Als gezegd, de bemoeienis van ontwerpend Nederland met maatschappelijke vraagstukken is al een tijdje een trend. Maar wat hebben we, behalve bijdragen aan bewustwording, nou echt voor elkaar gekregen? Gaan we de goeie kant op, schiet het op? Trekken we niet een te grote broek aan? Welke rol willen we, en als die rol echt het verschil moet maken, zijn we daarvoor dan voldoende geëquipeerd?

Ik werd blij toen ik drie jaar geleden, in zo ongeveer het noordelijkste puntje van Schotland in een gammel hutje op Balnakeil Beach, een man aantrof die plastic verzamelde. Met behulp van een zelfgemaakte Precious Plastic-machine van Dave Hakkens maakt hij er sleutelhangers en andere best onbenullige producten van. Charmant, hoopvol, maar slechts een klein prikje. Zoals ik er zoveel zie. Ik vind dat het sorteren van effect veel te langzaam gaat.

Balnakeil Beach

Systemen

Zoomen we in op de grote vraagstukken dan hebben die zonder uitzondering betrekking op weerbarstige systemen. Systemen die we zelf gecreëerd hebben, met veel actoren en veel (gebrekkige) verbindingen tussen die actoren.

Denk aan ons zorgsysteem. Het is toch vreemd dat data over jóuw gezondheid verspreid zijn over meerdere partijen en dat het niet lukt om al deze gegevens digitaal op een plek te krijgen. Of aan ons energiesysteem, waarbij je bijna niets krijgt voor de energie die je dankzij je zonnepanelen aan het net terug geeft, terwijl je toch ook een langetermijninvestering hebt gedaan. Hoe kunnen we als ontwerpers meer invloed uitoefenen om deze systemen te laten bewegen? Meer duurzaam, meer gericht op brede maatschappelijke voordelen, goed voor het individu, het collectief en de wereld.

We zitten er té individualistisch in, en dat zit diep in het DNA van het vak.

Jeroen van Erp Partner en innovatie strateeg Fabrique

Even terug naar Dutch Design Week. Ook daar vond je veel individuele ontwerpers die zich met maatschappelijke thema’s bezighouden, maar niet volgens een bigger plan. Met de intenties is niets mis, maar strikt genomen vliegen oplossingen alle kanten op en lijken ze vaak nogal vrijblijvend. Tegelijk is het misschien ook wel naïef om te denken dat je als individueel ontwerper een heel systeem kan veranderen. We zitten er té individualistisch in, en dat zit diep in het DNA van het vak. Denk maar eens aan hoe opleidingen te werk gaan, hoe we erover praten en hoe we ons presenteren. Geen enkele sector opereert zo vanuit het individu als de designsector en dat lijkt niet meer te passen bij de huidige ambities en urgenties.

Daar is tegenin te brengen dat we als een zwerm opereren en op die manier effect kunnen hebben. Maar bijen in een zwerm communiceren continu met elkaar en opereren als een geheel, ze hebben hun instinct en een plan.

Disclaimer

Toch ook even een disclaimer. Als de dag van gisteren herinner ik me het gesprek dat ik in 2015 had met de Directeur-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie van het Ministerie van Economische Zaken. Enkele jaren terug was de creatieve industrie benoemd als topsector binnen het topsectorenbeleid; als lid van het Topteam Creatieve Industrie zat ik regelmatig aan tafel bij EZ. Het gesprek die dag begon heel serieus. Er waren kantelingen in het beleid aanstaande en daar moesten wij als creatieve industrie en zeer zeker de ontwerpers rekening mee gaan houden.

Het oorspronkelijke beleid, georganiseerd langs traditionele bedrijfskolommen, zou langzaam gekanteld worden naar maatschappelijke uitdagingen als klimaat en de energietransitie. Wilde je als sector overheidsgeld voor bijvoorbeeld onderzoek of verkenningen in het buitenland, dan moest je daar rekening mee gaan houden. De directeur-generaal keek me indringend aan, boog naar voren en sprak zachtjes: “je moet dus jouw ontwerpers vertellen dat ze zich meer met maatschappelijke uitdagingen bezig moeten gaan houden.” Ik was even stil.

Strikt genomen had-ie een punt. Hij hield het verhaal natuurlijk ook voor de vertegenwoordigers van de energiesector en bijvoorbeeld de topsector Agri & Food. Maar daar liggen de kaarten anders en daar kun je ons niet mee vergelijken. Die sectoren staan op zichzelf, zullen moeten verduurzamen en hebben an sich grote impact op de maatschappij. Zij kunnen zelfstandig e!ect sorteren met generieke maatregelen (lees: voornamelijk pijnlijke keuzes). Dat ligt anders bij de creatieve sector, waarbinnen de ontwerpprofessionals veruit de meerderheid vormen. We werken voornamelijk in dienst van anderen en worden betaald door anderen, uitzonderingen daargelaten. We zijn uitstekende verbeelders van verandering maar kunnen in de meeste gevallen niet het eigenaarschap op ons nemen.

En dat was precies waar het gesprek met de directeur-generaal daarna over ging: het probleem dat de meeste maatschappelijke vraagstukken geen eigenaar en budget hebben. Of, zoals Monocle het in 2019 zo goed wist te verwoorden op de cover van het oktobernummer: Who owns the weather? Uiteraard beaamde hij mijn observatie, maar hij sprak ook de hoop uit dat we zouden bijdragen als sector en daar moesten we wegen voor zien te vinden. Daarover later meer.

Al heel lang is het de taak van de overheid om zorg te dragen voor de publieke zaak. Zo lieten de bestuurders van de stad Rome riolering aanleggen en was het Cornelis Lely die uiteindelijk als minister (!) de Afsluitdijk wist te realiseren. Beide gewenste en noodzakelijke ingrepen met een publiek belang en publiek eigenaarschap, vanuit een visie op het gewenste langetermijneffect.

Overigens vroegen eerdergenoemde politieke beslissingen vaak ook om pijnlijke keuzes. Dat is ten aanzien van de zogenaamde grand challenges ook onontkoombaar. Ik ben ervan overtuigd dat we daar als ontwerpers bij kunnen helpen; we zijn meesters in het komen met oplossingen die conflicterende belangen overbruggen. Dat reikt wat mij betreft verder dan wat de activistische ontwerper doet, de vragen stellende ontwerper of de speculerende ontwerper. Die rollen zijn ook relevant, maar we kunnen zoveel meer.

Wat is dan de rol van de ontwerper?

Laten we er voor het gemak even van uitgaan dat de overheid steeds meer, of liever gezegd weer, de taak op zich gaat nemen om grote veranderingen te orkestreren en te financieren. Wat kunnen we dan als ontwerpers? Om te beginnen zullen we meer dan voorheen de complexiteit van de uitdagingen moeten omarmen. Dat betekent dat we meer moeten gaan begrijpen over het reilen en zeilen van systemen in het algemeen. We zullen ons moeten verdiepen in de spelers in het systeem, de relaties, het gedrag en het bewerkstelligen van transities. Ook vanuit onze eigen discipline zullen we meer kennis moeten gaan ontwikkelen en deze kennis zien te vertalen naar ontwerpinterventies. Bij dit alles zijn nogal wat hobbels te nemen.

Om te beginnen lezen ontwerpers niet graag. Laat staan dat ze zich gaan verdiepen in systeemtheorieën, modellen over complexiteit en hoe daar invloed op uit te oefenen. Begrijp me goed, ik word helemaal blij van de beweging die we maken om goed te willen doen voor de wereld. Maar als we echt wat willen gaan betekenen, dan zullen we ferme stappen moeten maken en meer kennisgedreven gaan ontwerpen. Dat betekent ook dat het leven-lang-lerenprincipe, in andere sectoren gemeengoed, door ons omarmd moet worden. Dat is uit onze comfortzone, maar vragen we dat niet ook van anderen?

Wie zich heeft verdiept in systeemtheorieën weet dat systemen in beweging kunnen worden gezet door interventies en dat daarmee is te experimenteren. Daarbij mogen we niet vergeten dat we in de context van het systeem opereren, waarbij het van essentieel belang is dat we de taal van het systeem kennen.

Wat brengen ontwerpers mee?

Vanuit het klassieke designdenken wordt vaak gesproken over de kracht van verbeelding, creativiteit, het integraal benaderen van ontwerpvraagstukken en het kunnen reframen daarvan. Dit zijn extreem waardevolle competenties die we moeten blijven koesteren. We kunnen ze immers inzetten in alle domeinen en bij een brede waaier aan opgaven. Maar krijgen we hiermee de rol die we zo graag willen hebben, worden we hiermee een speler binnen transities?

Het Topteam Creatieve Industrie heeft de laatste jaren gewerkt aan het op de kaart zetten en beter articuleren van de KEM’s, de zogenaamde Key Enabling Methodologies. Ze worden gezien als de toolbox van de creatieve professional. Al decennialang gebruiken en ontwikkelen creatieve professionals methoden, strategieën, processen en tools om hun werk te structureren en richting te geven. Ze leggen manieren van (samen)werken vast, zeggen iets over het omschrijven van problemen en duiden hoe tot oplossingen te komen. Deze tools helpen bij de uitvoering van werk en het creëren van impact. Ze kunnen binnen uiteenlopende domeinen worden toegepast.

Juist deze verschuiving van focus maakt dat we als sector steeds meer op de kaart komen te staan bij andere sectoren, en KEM is daar inmiddels een begrip aan het worden. We hebben de neiging om datgene wát we ontwerpen in de etalage te zetten. Maar blijkbaar komen we eerder aan tafel op basis van hóe we tot die oplossingen komen. Dat is weer een inzicht dat tegemoetkomt aan de wens van de directeur-generaal van EZ. Terugblikkend zien we hier voorbodes van wat eerder onbenoemd bleef. Zo is scrum en agile werken in veel sectoren gemeengoed geworden nadat ontwerpers dat handvatten hebben gegeven.

Hoe verder?

Willen we de volgende stappen zetten, dan zijn vier zaken vitaal. Laten we (1) om te beginnen de complexiteit van de grote uitdagingen omarmen. Daarbij gaat het ons helpen als we (2) kennis tot ons nemen en gaan ontwikkelen over het functioneren van systemen. En laten we alsjeblieft daarbij (3) vanuit de gezamenlijkheid opereren, vanuit grotere plannen, vanuit consortia. Het is een flinke steun in de rug dat we kunnen excelleren (4) met onze toolbox aan strategieën, methoden en processen. Laten we groter leren denken, want alleen dan kunnen we bijdragen aan de transitieprocessen.

Hoe we aan tafel komen? Het goeie nieuws is dat die beweging al in gang is gezet door platforms als What Design Can Do en Dutch Design Week, waarbij steeds vaker andere sectoren worden uitgenodigd om deel te nemen. En dat gebeurt ook steeds vaker andersom. We staan nog maar aan het begin. Design will never be the same…!

Jeroen van Erp is partner en innovatie strateeg bij Fabrique en Professor of Concept Design aan de TU Delft. Dit artikel schreef Jeroen eerder als essay voor het Dutch Designers Yearbook 2021. Een uitgave van de BNO, de Beroepsverenging Nederlandse Ontwerpers.

Dutch Designers Yearbook 2021

Dutch Designers Yearbook 2021
ISBN 978-94-6208-657-9
Verkrijgbaar in Nederlands, Engels
Te bestellen via uitgever nai010